In het jaarboek 42-2005 van de Heemkundige Kring De Oost-Oudburg schreef Patrick Gilles in 100 bladzijden het eeuwenoude verhaal van de site van de peper- en specerijenmaalderij waarvan de huidige eigenaar André Capiteyn is. In het tijdschrift Vlaamse molens werd door Alain Goublomme dit verhaal teruggebracht naar zeven pagina’s en hier distilleren we een wel zeer korte versie van die molengeschiedenis die in de 16de eeuw zijn eerste sporen vindt, namelijk in het schilderij Panoramisch zicht op Gent in 1534. Hierop zijn de vele zandheuveltjes in de buurt van de Gentse stadspoorten werden in de middeleeuwen gebruikt om windmolens op te richten en werd het recht op de wind duur verkocht.
In 1649 werd Christoffel Schautteet eigenaar en kreeg het recht ….om den zelven berch ende land te mogen betemmeren met een oliecot… In de volgende jaren kwam er een houten oliewindmolen en een stenen oliehuis.
Helaas werd in 1678 het gebied rond het Spanjaardkasteel en de ruime omgeving van de Dampoort een frontgebied, waardoor daarin alle molens en huizen werden vernield.
In 1692 vroeg Jacobus Haemerlinck toestemming aan de Gentse Schepen van de keure om op zijn eigen kosten de molen Pomperigghe die in de omgeving van de Sint-Lievenspoort stond, af te breken en terug op te bouwen op een heuvel buiten de Dampoort. In 1696 werden die molen en huizen door hem in onderpacht gegeven.
In 1707 werd, zonder toelating, er ook een olieroskotmolen gebouwd om te gebruiken als er geen wind was. De rosmolen, waar een paard in een schuur rondliep, werd later geregulariseerd.
In 1725 verhuisde de molen Pomperigghe definitief naar Meulestede, doch de olierosmolen bleef. De tweewoonst die dan tot landgoed was omgebouwd was dan samen met zowat alle gronden tussen de Antwerpse steenweg en de halvemaanstraat eigendom van Mathias Emanuel De Turck.
Tientallen jaren later startte de familie De Turck een stokerij voor graanbrandewijn en wat later een mouterij en een brouwerij. Na 1811 ging het snel achteruit.
Rond 1858 werd het koetshuis een remise waar een fabriekje opgestart werd voor de productie van chocolade en cichorei door Philippe Duprez en zijn vrouw Helena De Rudder, dochter van een kruidenier in de Korte Munt.
In 1860 werd er ook een stoommachine en een 15 m hoge schoorsteen geplaatst. Water haalde men toen uit de nu nog altijd aanwezige 18de eeuwse waterput.
In1866 kwam Seraphin Capiteyn uit Destelbergen de overleden dienstknecht vervangen. De eigenares weduwe Duprez stopte en verhuisde naar Gent.
In 1867 investeerde de betovergrootvader van André Caiteyn, Eugenus Capiteyn, zijn erfenis in dit chocolade- en cichoreifabriekje, Kreeg mede zegingsschap, doch was geen eigenaar van de gebouwen. Hij kwam er wonen in een nabij gelegen huis en zijn zoon Seraphin werkte in de productie.
In 1877 kwam er een peper- en kaneelstoommaalderij bij, de chocoladeproductie werd afgebouwd. De broers Seraphin en Benjamin Capiteyn exploreerden zowat 40 jaar met groot succes die maalderij.
In 1881 was er een openbare verkoop en kocht Eugenus Capiteyn ook het landhuis en de maalderij.
In 1891 werd een nieuwe stoommachine gekocht die in 1907 vervangen werd door een zwaardere van wel 20 pk.
Tijdens WO I waren specerijen en kolen voor de stoommachine zeldzaam, doch werden de molens klandestien gebruikt om granen te malen.
In 1915 viel een stuk van de motor van de Duitse Zeppelin LZ37 door het dak van de maalderij. Die Zeppelin LZ37 werd door de Engelse vliegenier Reginald Warneford zwaar beschadigd ter hoogte van Langerbrugge en stortte in Sint-Amandsberg 150 m voorbij de maalderij tussen de kerk en het klooster neer. Toen ontsnapte de maalderij aan een grote ramp. Familiaal was er ook een tegenslag zoon Romaan die ook maalder was opgeroepen en sneuvelde in 1915 In Ramskapelle.
De peper- en kaneelmaalderij kon na WO I en tot in 1972 hoofdzakelijk peper, kaneel en muskaatnoot vermalen. Een tweede Kollergang (molentype) werd gebruikt voor de verschillende pepers, zoals witte, zwarte, muntok, lombok, cayenne, enz. te vermalen.
Op een andere molen werd er naast kaneel ook diverse kruiden en planten vermalen voor de vleesverwerkende bedrijven, dokters en apotheken.
Voor het vermalen van muskaatnoot werd door Andreas Capiteyn, zoon van Benjamin, naar eigen ontwerp een molen gemaakt, die de muskaatnoten verbrijzelden met messen vooraleer ze in een andere molen tot poeder werden vermalen.
In 1948 werd de stoommachine vervangen door een electrische motor van 17 PK. De Maalderij bleef nog werken tot in 1975.
Op 22 februari 1976 overleed de laatste molenaar Armand Capiteyn, de zoon van Andreas Capiteyn.
In 1980 werd de schoorsteen boven het koesthuis/maalderij een paar meter ingekort.
Op 13 november 2003 werd de maalderij Capiteyn bij ministrieel besluit beschermd.
De maalderij kan niet bezocht worden omdat er tegenwoordig enkel toegang is via de privé woning van André Capiteyn.
Bronnen:
Patrick Gilles, Peper en specerijenmaalderij A. Capiteyn in Sint-Amandsberg, een molensite met vijf eeuwen geschiedenis, jaarboek 42-2005 van de Heemkundige Kring De Oost-Oudburg.
- Alain Goublomme, Maalderij Capiteyn, een verhaal van een plek die de zinnen streelt, Vlaamse Molens, jg. 3, nr. 2, 2009.