De wieg van de stad Gent lag in het Sint-Baafsdorp, aan de samenvloeiing van Leie en Schelde. Hier was reeds bewoning in de bronstijd en ook nog in de Romeinse periode. Rond 630 kwam Amandus naar Gent om er het christelijk geloof te prediken. Amandus en zijn volgelingen zorgden ervoor dat Gent twee abdijen rijk werd: Sint-Pieters en Sint-Baafs. Rond de Sint-Baafsabdij ontwikkelde zich het Sint-Baafsdorp met een eigen parochiekerk buiten de abdijmuren: de Heilig-Kerstkerk (niet te verwarren met de huidige kerk elders in de stad). Tussen de stichtingsdatum van de abdij en de afschaffing ervan in 1540 door keizer Karel verwierven de monniken van Sint-Baafs een indrukwekkend grondgebied in Vlaanderen. Het grootste deel van de Oost-Oudburg behoorde tot de Sint-Baafsheerlijkheid die na 1540 overging op het nieuwe bisdom Gent.
De abdij zelf werd na 1540 grotendeels gesloopt op bevel van keizer Karel die de Gentenaars wou straffen voor hun opstandig gedrag. Het Spanjaardenkasteel, een militaire burcht, kwam in de plaats om de stad in de gaten te houden.
Over het voormalige Sint-Baafsdorp en zijn inwoners (de Bavenaars) spreekt vandaag niemand meer. Het ging geruisloos op in de stad Gent.
Toeristisch:
-
Kerk: Sint-Macharius
- Resten van de Sint-Baafsabdij